Een inclusieve toekomst voor Fairtrade
Fairtrade Rotterdam heeft in het kader van het 10-jarig bestaan van Rotterdam als Fairtrade gemeente een interview gehouden met professor van Tulder. Van Tulder is verbonden aan de Erasmus Universiteit en oprichter van de vakgroep “business-society management’ welke wereldwijd bekend staat als een van de leidende centra waarin onderzoek en onderwijs gericht is op het ontdekken van de randvoorwaarden voor het daadwerkelijk waarmaken van duurzame bedrijfsstrategieën. Dat houdt onder andere onderzoek in naar mogelijkheden om zowel duurzaamheid als eerlijke handel te bevorderen. Gedurende meer dan 10 jaar organiseerde hij ook de ‘Max Havelaar’ lezing waar spelers uit overheid, ondernemers, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen hun licht schenen over alle relevante aspecten van fairtrade. Zijn inzichten kunnen de gemeente en de Fairtrade organisatie helpen bij hun toekomstplannen om zowel de eerlijke handel als de duurzaamheidsdoelen na te streven.
Een veel gehoord misverstand is dat duurzaamheid vooral over ecologie en klimaat gaat. Maar – zo betoogt Van Tulder – duurzaamheid is eigenlijk nog veel meer afhankelijk van het creëren van de juiste sociale en economische randvoorwaarden. De klimaatcrisis is bijvoorbeeld niet op te lossen als ook niet aan de ‘cost-of-living’ crisis wordt gewerkt. In een stad als Rotterdam is dat duidelijk zichtbaar. Aandacht voor ecologie zonder naar de sociale randvoorwaarden van de economie te kijken leidt tot maatschappelijke polarisatie. Dat geldt zowel nationaal als internationaal – met name als we kijken hoe internationale handelsketens op een niet duurzame manier georganiseerd zijn en enorme kwetsbaarheden vertonen. Eerlijke handel is geen luxe, maar een noodzaak voor een toekomstbestendige economie.
De professor licht in dit gesprek toe wat er de afgelopen 7 jaar – sinds de afkondiging van de duurzame doelen (Sustainable Development Goals – SDGs) – en de afgelopen 25 jaar sinds de start van de fairtrade beweging op het terrein van eerlijke handel is bereikt. Welke inzichten hebben we momenteel over de randvoorwaarden voor duurzaamheid? Waar kunnen we mee verder?
Drie typen dividend
‘Laten we beginnen’ zo stel Van Tulder ‘met het ondubbelzinnig erkennen dat er wereldwijd een opeenvolging van crises plaatsvindt die sterk te maken hebben met een slechte organisatie van het wereld handelssysteem’. Maar er zijn ook meer positieve ontwikkelingen te noteren, die tezamen drie typen ‘dividend’ creëren waar we hopelijk op door kunnen bouwen.
Allereerst is er een enorme groei in kennis over wat er van de duurzaamheidsdoelen en eerlijke handel is bereikt. We weten steeds meer hierover. Doordat het CBS in Nederland al jaren probeert haar statistieken te koppelen aan de SDGs weten we ook steeds meer wat ‘brede welvaart‘ bijvoorbeeld betekent. En waar, in welke mate en waarom armoede voorkomt. Bijvoorbeeld in Nederland zijn er 450.000 kinderen die zonder ontbijt naar school gaan. Het feit dat we steeds beter kunnen sturen op goede en vergelijkbare cijfers wordt ook wel het ‘datadividend’ genoemd. Cijfers en statistieken over duurzame ontwikkeling zijn op wereldschaal in de afgelopen zeven jaar sterk geharmoniseerd zodat er daadwerkelijke vergelijkingen en ontwikkelingen zichtbaar worden. Dat geldt niet alleen voor de ecologische vragen, maar ook voor allerhande moeilijk te meten sociale vragen – zoals gender gelijkheid, toegang tot onderwijs, kwalitatief goed werk, etc. Een voorbeeld zijn de IPCC rapporten waarin steeds meer sociale en economische factoren worden meegenomen om het niet alleen over klimaat te hebben.
Als tweede opbrengst van de huidige ontwikkelingen moet het jongerendividend genoemd worden. Hierbij gaat het om het gegeven dat meer dan ooit jongeren (60%) nadenken over het belang van duurzaamheid en de daarbij horende doelen ook willen realiseren, zelfs als dit ten koste gaat van korte termijn winsten. Die trend is wereldwijd te zien. Het leidt er onder meer toe dat steeds meer studenten op de Erasmus Universiteit vakken rondom duurzaamheid willen volgen. En de Erasmus Universiteit is daarbij niet uitzonderlijk. Jongeren die een keuze hebben willen vooral in maatschappelijk verantwoorde organisaties werken of in ketens waarin hogere duurzaamheidsdoelen worden nagestreefd. Als het jongerendividend onvoldoende gebruikt wordt, kan dat echter ook leiden tot migratiestromen en protestmarsen. Internationale solidariteit met jongeren in zogenaamde ontwikkelingslanden is geen luxe.
Het derde dividend is het zogenaamde voorlopersdividend. Hiermee worden
bedrijven, steden en landen bedoelt die kiezen voor de duurzaamheidsdoelen en eerlijke handel omdat het een slimme keuze is. Zij gaan niet alleen voor de winst, maar beseffen dat het huidige systeem ook financieel niet duurzaam is. een bekende uitspraak van een voorlopende ondernemer: ‘ in a system that fails I cannot do business’. Een mooi voorbeeld van hoe voorlopende ondernemers proactieve initiatieven (onder)nemen is op het terrein van ‘leefbare lonen’ (living wage). Voor voorlopers vormt het betalen van living wages aan hun eigen medewerkers en in de hele keten niet alleen een kostenpost maar ook een kans om de hele keten op een betere grondslag te reorganiseren. Een leefbaar loon of salaris creëert een inkomen waar in een huishouden echt van geleefd kan worden zonder dat men nog eens een andere baan erbij moet hebben. In de meeste landen van de wereld is het wettelijke ‘minimum loon’ ver onder een leefbaar loon. Voor die bedrijven die een leefbaar loon willen realiseren is dat niet gemakkelijk. Het gaat niet vanzelf en ook niet van vandaag op morgen. En er worden zoals bij elke ontwikkeling en verandering fouten gemaakt.
Om die living wages te realiseren moet er op verschillende niveaus gewerkt worden.
Allereerst zal binnen de eigen organisatie een voldoende salaris betaald moeten worden.
Ten tweede zal ook binnen de keten gewerkt moeten worden aan deze living wages. Immers een goed inkomen aan de laatste schakel wil nog niet zeggen dat in de eerste en/of tussenliggende organisaties een bestaansminimum gerealiseerd is. Voor voedsel geldt dan: van boer tot supermarkt en alles wat daar als ondernemingen en werkers tussen zit. In het jargon: ‘from farm to fork’.
Als laatste niveau is er de gemeenschap/gemeenschappen waarin het begrip living wages een normaal verschijnsel moet zijn. Pas dan kun je spreken van daadwerkelijk kunnen leven van een inkomen.
Een voorbeeld van landen die het goed doen op de ranglijst van duurzaamheidsdoelen is Denemarken. Nederland zakt op die ranglijst overigens momenteel naar beneden. In bijvoorbeeld Indonesië gaat de vooruitgang op dit aspect sneller dan in Nederland.
Wat zijn de kenmerken van bedrijven en organisaties die het goed doen als het gaat om duurzaamheid en eerlijke handel.
Van Tulder bespreekt de voor sommigen vreemde bevinding dat prijsvechters als Zeeman en Lidl, die op de onderkant van de consumentenmarkt mikken, niettemin tot de meest duurzame ondernemingen worden gerekend. Dat weerlegt onder andere het idee dat ‘duurzaam duur’ moet zijn. Welke factoren spelen daarin een rol?
Allereerst is het een type leiderschap die maakt dat men doelen stelt en vervolgens ook voorbij korte-termijn problemen kijkt. Naar oplossingen zoekt en kan doorzetten.
Een tweede element blijkt dat voorlopende bedrijven nogal eens familiebedrijven zijn. Ze vertegenwoordigen een bepaald type eigenaarschap waarbij familiewaardes hoog in het vaandel staan. Een zelfde observatie kan gemaakt worden voor ‘cooperaties’.
Een derde punt is de aard van besturing, ook wel ‘governance’ genoemd, bijvoorbeeld als medewerkers opgenomen zijn in het bestuur van de organisatie. Dat is in het ene land gebruikelijker dan in het andere. In bijvoorbeeld Duitsland maken de vakbonden deel uit van het dagelijks bestuur van ondernemingen.
Een vierde element is de keuze voor een langzame maar gestage groei van de organisatie. Familiebedrijven moeten hun expansie uit eigen zak (kapitaal) betalen waardoor ze minder snel groeien, maar ook minder grote en onomkeerbare fouten kunnen maken.
Een vijfde factor is het bewust beperken van het assortiment – zeker in vergelijking met soortgenoten met een veel omvattender aanbod. Het betekent gerichter aankopen en in grote volumes, maar ook dat de onderneming zelf de beslissing neemt voor duurzaamheid, daarin schaalvoordelen kan bereiken en niet afwacht tot consumenten hun keuze bepaald hebben. Zowel Lidl (retail) als Zeeman (kleding) hebben deze strategie toegepast.
Wat helpt niet
Doem scenario’s. Protesten tegen de bestaande situatie, hoe terecht ook, falen over het algemeen als ook geen alternatieven en concrete (positieve) aanpak wordt gespecificeerd. De Sustainable Development Goals agenda levert die aanpak op door in ieder geval positief geformuleerde doelen te formuleren. Hoe die doelen ook door ondernemingen bereikt moeten worden is een thema dat Van Tulder onlangs in een zeer uitgebreid boek (en website) heeft uitgewerkt. Titel: Principles of Sustainable Business. Frameworks for Corporate Action on the SDGs.
Wat is het grootste probleem:
Natuurthema’s zoals biodiversiteit en water (kwaliteit, overdaad zowel als droogte) vormen onverminderd grote problemen, maar vergen ook collectieve actie van overheden, burgers en ondernemingen. Het grootste probleem waar ondernemingen het meest direct invloed op kunnen hebben, volgen Van Tulder vormen de kosten van levensonderhoud en de sterke ongelijkheid in inkomen tussen een kleine elite van rijke mensen en een grote groep mensen die dagelijks worstelen met rondkomen. Zoals uit onderzoek van Wage Indicator Foundation blijkt, zijn er momenteel maar 14 landen in de wereld waarbij mensen met een minimumloon in hun kosten van levensonderhoud kunnen voorzien. Bijna zo’n 190 landen hebben een wettelijk minimumloon waarmee de kosten van levensonderhoud niet betaald kunnen worden
Ketens blijken bij kritische situaties fragiel te zijn. Bijvoorbeeld de graanketen en de oorlog in Oekraïne. Dit wordt veroorzaakt door inefficiëntie, maar ook door verkeerde keuzes in die ketens waardoor armoede in onderdelen van die ketens in stand blijven.
Armoede oplossen kan dat wel? Duurzaam zijn kan dat wel? Eerlijke handel kan dat wel?
Ja, dat kan als aan een aantal voorwaardes wordt voldaan, er gebruik wordt gemaakt van de drie vormen van dividend en bedrijven, steden, landen zich realiseren dat positieve keuzes gemaakt moeten en kunnen worden:
- Bestrijding van armoede moet in concrete doelen genoemd worden, zoals bestaanszekerheid en wat dat precies is.
- Ga uit van vertrouwen – in plaats van wantrouwen – als het enigszins kan.
- Wees vooral op de middellange termijn concreet en verschuil je niet achter lange termijn doelen (2050).
- Ontwikkel handvatten hoe je vooruitgang in het behalen van die doelen kunt checken.
- Eerlijke handel is een randvoorwaarde voor het weerbaarder maken van hele ketens. Beoordeel bedrijven op hun intentie dienaangaande, maar veroordeel ze niet direct als er iets mis gaat. Check wel of ondernemingen van hun fouten willen leren en hoe ze daarover rapporteren.
- Investeer in partnerschappen waarbij maatschappelijke organisaties en overheden samen werken met ondernemingen voor het aanpakken van fundamentele problemen vanuit een positieve veranderagenda.
- Doe niet alles tegelijkertijd, maar realiseer je dat het stapsgewijs gaat zodat het ook tot succes kan leiden, vermits het in de juiste richting is.
- De Duurzame Doelen (SDGs) moeten daarbij als belangrijkste ‘gids’ leiden, niet in de laatste plaats omdat landen, steden, ngos, kennisinstellingen zoals de Erasmus Universiteit en vele ondernemingen zich hier achter hebben geschaard en dat vooralsnog blijven doen.
Comments
Een inclusieve toekomst voor Fairtrade — No Comments
HTML tags allowed in your comment: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>